De weg was op veel plaatsen al droog, het zonnetje begon
zelfs al te schijnen en dus peddelde ik rustig naar de ringvaart van de
Haarlemmermeer. Ik zat nog geen half uur op de fiets toen ik mijn achterwiel
wat voelde veren. Dus stopte ik, voelde en baalde: lek. Ontelbaar vaak zit ik
alleen op de fiets, en in al die keren had ik nog nóóit één lekke band gehad.
Maar ja, eens moet de eerste keer zijn. Gelukkig had ik een reservebandje, een
pompje en een gaspatroon bij me en haalde mijn achterwiel uit de fiets. Enkele
wielrenners passeerden mij, maar niemand stopte om te vragen of ik hulp nodig
had. Dat had ik ook niet nodig, maar ze konden het toch op zijn minst vragen?!
Na een paar minuten stapte ik weer op en vervolgde mijn rit. Even schoot de
gedacht door mijn hoofd “wat als ik nu weer lek rij, want ik heb geen tweede
bandje bij me”, maar al snel zat ik weer lekker in mijn ritje. Voor mij doemde
een mannelijke wielrenner op, waarschijnlijk was hij met net als gepasseerd
toen ik mijn bandje aan het wisselen was. Heel langzaam kwam ik dichterbij,
haalde hem in en groette netjes. Hij zei groette niet terug, zoals de meesten
overigens, maar pikte wel aan in mijn wiel. Ach ja, anders moet ik toch ook in
mijn eentje tegen de wind op boksen. Zo reden we kilometers lang, ik op kop en
hij uit de wind in mijn wiel. We draaiden een beetje, nog meer tegenwind, en
dus zakte mijn tempo een beetje. Het gaat immers om mijn hartslag en niet om
mijn snelheid. Daar dacht hij duidelijk anders over, en passeerde mij. Maar ook
hij vergistte zich in de wind, en in de kilometers die volgden bleef hij 100 meter voor me rijden. Mijn
dieseltje was inmiddels opgewarmd, en dus kwam ik toch weer dichterbij, en
passeerde hem uiteindelijk weer. Hij sloot weer aan, maar in het drukke verkeer
was ik toch wat brutaler dan hij dacht en ‘loste hem’. Een triomfantelijk gevoel maakte zich meester
van mij en ik trapte verder. Niet veel later moest ik stoppen voor een
stoplicht. Ik hoorde achter mij schoenen
uit de pedalen klikken, en onbewust zette ik even extra aan toen het licht op
groen sprong. Al snel reed hij me voorbij, maar bleef steken op een paar meter.
Hij keek een keer om, en niet veel later sprintte hij weg. Ah, die is ook echt
aan het trainen! Maar het was een schijnbeweging, want in de kilometers die
volgende deed hij het niet nog een keer. En wederom werd het gaatje kleiner,
haalde ik hem in en sloot hij aan in mijn wiel. Ja hoor, daar gaan we weer… Ook
hij moest en zou deze dame voor blijven, want al snel werd ik weer ingehaald
door hem. Hij keek een paar keer achterom, even twijfelde ik. Toch pikte ik
uiteindelijk aan, en hij schakelde een tandje bij. De wind kwam inmiddels van
achteren, en dus schakelde ik ook een tandje bij. Ik was nu toch ook wel getriggerd
en wilde niet meer lossen. Mijn hartslag steeg en zo eindigde mijn rustige
duurritje toch iets intensiever. Maar ja, dat is dan toch de topsporter in mij.
Was dat het ook bij die mannen, of was het bij hun gewoon hun ego?
Birgit